Free Image Hosting at www.ImageShack.usVan Rechts Gezien - Aus Rechter Sicht - Vu De Droite

Teksten uit de Europese nieuwrechtse denkstroming

18 februari 2006

POLITIEKE FILOSOFIE NEEMT WESTERSE DEMOCRATIE ONDER DE LOEP door Prof.Dr. S.W. COUWENBERG op Von Laun-lezing November 2005

(Novopress) Leeuwarden - 'Niet het rechts-radicalisme is het gevaarlijkste voor de westerse democratie, maar de innerlijke uitholling van de principes van democratie'. Dat zei prof. dr. S. W. Couwenberg november 2005 in Leeuwarden, op de Von Laun-lezing 2005. De oud-hoogleraar bestuursrecht omschreef die uitholling als de behartiging van deelbelangen in gesloten circuits van belangengroepen, ambtenaren en fractiespecialisten.

Infrastructurele werken als de hogesnelheidstrein en de Betuweroute zijn voorbeelden van die uitholling van de democratie. In dergelijke gevallen is er geen sprake van democratische besluitvorming zonder last en met het algemene belang als richtsnoer.

Het begrip algemeen belang, dat in de theorie van de democratie van grote betekenis is, is de laatste decennia vervallen tot een leeg begrip, dat naar believen wordt gebruikt door de machthebbers. Daardoor komt het begrip corruptie in de lucht te hangen; er is sprake van corruptie als het bijzondere belang (van politieke partijen en/of bijvoorbeeld ondernemers) wordt gediend door openbare ambten, die het algemeen belang dienen. Maar als dat algemeen belang feitelijk een leeg begrip is geworden, komt corruptie niet als zodanig te voorschijn.

De oud-hoogleraar Couwenberg bepleitte (her)waardering voor het yak van de politieke filosofie. Dat is niet populair; in de politiek gaat het vooral om belangen op korte termijn en filosofie heeft meer tijd nodig. Ondanks de praktijk van de korte termijn, blijken uiteindelijk politieke fiIosofieën door hun langere adem meer invloed te hebben dan politieke actie. Theorievorming vormt een kader waarmee politieke ontwikkelingen kunnen worden geduid. Zo heeft J. A. Schumpeter (1883-1950) geanalyseerd dat verkiezingen er niet zijn om de volkswil tot uitdrukking te brengen, maar dienen om een geweldloze circulatie van elites te waarborgen. Verkiezingen functioneren zo gezien vooral om de eliteheerschappij (van een kleine groep) democratisch te rechtvaardigen.

Couwenberg hield de laatste Von Laun lezing die in Leeuwarden wordt gehouden. Het Von Laun Instituut, met dr. J. Buve als directeur, verhuist naar Deventer. Daar poogt het academisch onderwijs en onderzoek in te richten.

De lezing van Couwenberg, directeur van Civis Mundi, houdt ons scherp en zet ons weer met beide benen op de grond. Daarom willen wij u deze uitermate interessante en belangrijke lezing niet onthouden.


Novopress Nederland

VON LAUN LEZING 2005

POLITIEKE FILOSOFIE EN WESTERSE DEMOCRATIE door Prof.Dr. S.W. Couwenberg


1. Politieke filosofie als vorm van politieke actie

De Duitse politieke theoreticus H. Krüger vroeg zich na een veertig jarige arbeid op het terrein van politieke en constitutionele theorie in gemoede af of al die arbeid wel van praktisch nut geweest was. Zo groot en vaak verderfelijk als de invloed van politieke ideologieën geweest is, zo gering is die van politieke en constitutionele theorie, zo merkte hij mistroostig op. Dat pessimisme overvalt ieder wel eens die zich met theoretische arbeid bezighoudt. Over het praktisch politieke nut van politieke filosofie en theorie ben ik niettemin niet zo pessimistisch, al moet je daarbij wel op langere termijn denken.

Een theoreticus is iemand die theoretisch bezig is zonder rekening te houden met de praktijk, zo omschrijft Van Dale dit mensentype, daarmee een bekend vooroordeel bevestigend. En dat vooroordeel tiert welig in dit land met een zwakke theoretische traditie. Die theoretische zwakte komt niet alleen tot uiting in het politieke denken maar vaak ook in de wetenschapsbeoefening waarin we bij voorkeur aanleunen tegen door buitenlandse wetenschappers ontwikkelde theorieën. Geen wonder dat in dit theoretisch en filosofisch weinig begaafde land politieke filosofie en theorie geen hoge ogen gooien en soms zelfs op denigrerende toon bejegend worden.. Wat politieke filosofen te zeggen hebben, zo merkte bijvoorbeeld Elsevier-redacteur G. van der List eens op, is of irreëel en onpraktisch of te herleiden tot simpele volkswijsheden of ideeën die iedereen met gezond verstand bedenken kan. Politieke filosofie, beweerde op zijn buurt de liberale politicus Frits Bolkestein , loopt altijd achter op de geschiedenis en de politieke ontwikkelingen. Hun lessen – doorgaans uitblinkend in academische geleerdheid – komen meestal als het te laat is, als zij dus door de geschiedenis achterhaald zijn, meent hij. Hij illustreert dat aan de hand van het werk van de Amerikaanse filosoof van de sociale rechts- of verzorgingsstaat John Rawls. Diens rechtvaardigheidstheorie is echter allerminst achterhaald. Wat achterhaald is, is de wijze waarop die rechtvaardigheidstheorie operationeel gemaakt is in de naoorlogse sociale rechtsstaat als politiek compromis tussen liberale en sociaaldemocratische uitgangspunten. Die dient aangepast te worden met het oog op veranderende omstandigheden (vergrijzing en globalisering), maar ook omdat hij inmiddels te bureaucratisch functioneert, teveel passiviteit stimuleert en ook onbetaalbaar dreigt te worden. En dat is de laatste jaren overal in Europa een belangrijk punt van politieke discussie en strijd geworden. De rechtvaardigheidstheorie van Rawls is ook in die zin beslist niet achterhaald, dat zij een goed onderbouwde basis biedt voor relevante maatschappijkritiek, bijvoorbeeld op de excessieve loonstijging en zelfverrijking van topbestuurders in het bedrijfsleven en de semi-publieke sector. Die is niet zozeer te danken aan eigen verdiensten die tevens de hele samenleving, in het bijzonder de minder bedeelden, ten goede komen, zoals de theorie van Rawls impliceert, maar aan machtsposities waar onvoldoende maatschappelijke controle op uitgeoefend wordt. De veel geprezen tucht van de markt blijkt onmiskenbaar tekort te schieten als het er om gaat misbruik van dergelijke machtsposities tegen te gaan.

Meer lezen »

17 februari 2006

NAAR EEN NEDERLANDS PALEOCONSERVATISME - Een pleidooi voor een paleoconservatieve beweging in Nederland door Erik van GOOR

"Er bestaat volstrekt geen kans dat de gewone Amerikanen ooit de macht zullen heroveren voor een voldoende lange tijd om het tij te keren tegen het multiculturalisme, positieve rassendiscriminatie (...) De anti-Amerikanen in beide partijen hebben bovendien de Amerikaanse soevereiniteit vernietigd door hun verliefdheid op de economische en politieke globalisering. (...) Het feest is voorbij, het is tijd om het einde vast te stellen. De strijd voor de Amerikaanse toekomst daarentegen is pas begonnen. (...) De Amerikanen hebben nog vele opties, al is geen enkele daarvan een politieke. Sommigen zullen bij hun biertje zitten wenen, anderen zullen hun leven vergooien aan haat zoals de White Power-bewegingen. Maar enkelen zullen dapper genoeg zijn om de toekomst onder ogen te zien en te beseffen dat de Westerse mens dit allemaal al eens eerder meegemaakt heeft en erin geslaagd is om enkele kostbare dingen uit de ruïnes te redden."

Thomas Fleming in Chronicles, november 2001.

Met bovenstaand citaat van dr. Thomas Fleming eindigt Koenraad Elst zijn breedvoerige analyse van het Amerikaanse paleoconservatisme [1]. Dit paleoconservatisme is volgens Elst om meerdere redenen opmerkelijk. Het weerlegt volgens hem niet alleen het beeld van Amerikanen die niet denken, het problematiseert ook de verhouding tussen christendom en conservatisme en eveneens de verhouding tussen "klassiek liberaal" denken en conservatisme.

Het paleoconservatisme is echter om meerdere redenen - naast de door Koenraad Elst genoemde redenen - voor ons interessant. Juist in de bedding van het paleoconservatisme, en het aanverwante traditioneel conservatisme van bijvoorbeeld Russell Kirk en Claes G. Ryn, is de erfenis, en de daarin verscholen werkelijkheid, van het Oude Europa een levende werkelijkheid, meer nog dan bij ons in Europa. In Europa werd tijdens het Interbellum en tijdens de zogenaamde "omslag van de scheppende rede" [2] een duidelijke breuk geslagen in de Europese cultuur en traditie, onder meer door het trauma van de Eerste Wereldoorlog die een grote wond had veroorzaakt in de Europese ziel. Hierdoor konden denkstromingen als existentialisme en decisionisme diep doordringen in het gapende gat dat was ontstaan in de continuïteit van de Europese cultuur.

Het meest opmerkelijke is echter dat er in het citaat van de Amerikaanse paleoconservatief Thomas Fleming, een bezwaar wordt gemaakt tegen het "multiculturalisme". Voor veel Europeanen klinkt dit bezwaar bizar in de oren, evenals in de oren van vele "liberale" (progressieve) en neoconservatieve Amerikanen. Is een Amerikaan met Europese wortels niet het toonbeeld van multiculturalisme? En komt hij voort uit een hele zwik verschillende culturen, terwijl hij indringer is geweest in een autochtone Indiaanse beschaving? En is de Amerikaanse geest niet doordrenkt met Verlichtingsdenken dat zich uitte in denkcategorieën als ontwikkeling, vooruitgang en modernisering? [3]

Het is echter deze typering van de Amerikaanse cultuur geweest die niet zozeer aangaf wat de werkelijke cultuur van dit land was en wat de specifieke Amerikaanse cultuur oversteeg, maar die slechts liet zien hoezeer de intellectuele elite van zowel Amerika als van Europa zelf in Verlichtingstermen haar eigen beeld oplegde aan dit land, en daaraan de identiteit van Europa spiegelde. Deze houdgreep van liberalisme en Verlichting heeft lange tijd het werkelijke Amerika toegesloten en afgedekt en zelfs deels langzamerhand naar dit Verlichtingsbeeld toe getransformeerd. Want door zichzelf consequent twee eeuwen lang als liberaal te zien, werden ook antiliberale mensen na twee eeuwen vanzelf "liberaal"; wie zijn werkelijke wortels maar lang genoeg negeert en vergeet, raakt vanzelf los.

Het Amerikaanse paleoconservatisme, onder meer van de hierboven geciteerde Thomas Fleming, grijpt daarentegen consequent terug op prerevolutionaire en pre-Rousseauaanse opvattingen. Sinds de Verlichting, "Rousseau" en de Revolutie vatte in het Westen de opvatting post, als zou elke cultuur een toegesloten culturele en etnische eenheid zijn met separate gewoontes, religies en lichamelijke kenmerken. Wie consequent zo doorredeneert ziet dan vanzelf onoverbrugbare kloven tussen Europeaans en Indiaans of tussen "Brits" en "Duits". En onze tijd laat zien waar dit Verlichtingsdenken toe heeft geleid: tot een relativering van alles tot folkloristische eigenaardigheden en het grijpen naar "overstijgende" identiteiten die (direct) aan Verlichting en Modernisme zijn ontleend. Waar alles privaat is gemaakt, kan ieder zijn eigenaardigheid koesteren. Tenminste, zo lijkt het.

Het probleem is echter dat de Verlichte cultuur elke eigenaardigheid totaal vrij ziet van elke waarde en zich uiteindelijk zelfs ontwikkelt tot een systeem dat vijandig staat ten opzichte van elke specifieke culturele, religieuze en traditionele of etnische waarde. In onze tijd laten auteurs als Benjamin Barber en Paul Cliteur [4] zien dat het Verlichtingsdenken zich juist keert tegen elke vorm van relativisme door juist de "fundamentele Westerse (lees: Verlichte) waarden" als universeel en onopgeefbaar te zien. Tegenover islam en fundamentalisme stelt men geen relativisme, maar een universeel Westerse cultuur die weinig meer is dan een optelsom van een selectie van geschriften uit Klassieken, Humanisme, Verlichting en Modernisme.

Paleoconservatieven doorbreken deze schijntegenstelling. De werkelijke Clash of Civilizations is niet zozeer die tussen Islam en Westen, zoals de conservatieve "democratische" (!) Amerikaan Samuel Huntington enkele jaren geleden stelde in zijn gelijknamige bestseller [5], maar is een "clash" tussen een Westen dat zich als moderne, mondiale, liberale, globalistische en post-Verlichtingsbepaalde McWorld presenteert enerzijds en een Westen dat zich als continue Avondlandcultuur ziet anderzijds. Deze laatste "cultuur" ziet het universele waarin het Westen "superieur" zou zijn in iedere cultuur: van de Indiaanse tot de Taoïstische en van de Romeinse Republiek tot de Joodse cultuur. De Verlichting verbindt het universele aan abstracte waarden, het paleoconservatisme ziet het universele aanwezig in iedere concrete cultuur. In zijn The Morality of Everyday Life en Politics of the Human Nature verwijst Thomas Fleming daarom met even groot gemak naar Griekse bronnen als naar Indiaanse gebruiken [6].

De paleoconservatieve insteek is dezelfde als die van het Oude Europa die mensen niet zag als totaal verschillende etniciteiten waar een abstract substraat aan kon worden ontleend, maar daarentegen zag als universeel één in afkomst en natuur, maar fundamenteel verscheiden in cultuur en samenlevingsverband (bijv. volk). Zo zag Joseph de Maistre, in tegenstelling tot de Verlichtingsdenkers, weliswaar geen "de Mens", maar alleen Fransen, Duitsers en (zo had Montesqieu hem "geleerd") Perzen, maar "nog nooit had hij een mens ontmoet". Toch bestreed ook dezelfde De Maistre dezelfde Verlichtingsdenkers door te wijzen op de universele oorsprong en natuur van de mens zonder daar echter een natuurtoestand in te zien [7].

Meer lezen »